bewerkstelligen (v) (teweegbrengen) | verursachen (v) (teweegbrengen) |
bewerkstelligen (v) (teweegbrengen) | hervorrufen (v) (teweegbrengen) |
bewerkstelligen (v) (teweegbrengen) | zuwegebringen (v) (teweegbrengen) |
bewerkstelligen (v) (teweegbrengen) | bewerkstelligen (v) (teweegbrengen) |
bewerkstelligen (v) (teweegbrengen) | veranlassen (v) (teweegbrengen) |