bederven
(v)
(verrotten)
|
verderben
(v)
(verrotten)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verdorben
verderben
verdirbst
verdarbst
verdarben
verdirb
|
bederven
(v)
(genoegen)
|
vermasseln
(v)
(genoegen)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
vermasselt
vermasseln
vermasselst
vermasselten
vermasseltest
vermassele
|
bederven
(v)
|
vergammeln
(v)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
vergammelt
vergammeln
vergammelst
vergammelten
vergammeltest
vergamm(e)le
|
bederven
(v)
(verknoeien)
|
verpfuschen
(v)
(verknoeien)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verpfuscht
verpfuschst
verpfuschen
verpfuschten
verpfuschtest
verpfusch(e)
|
bederven
(v)
(voedsel)
|
verderben
(v)
(voedsel)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verdorben
verderben
verdirbst
verdarbst
verdarben
verdirb
|
bederven
(v)
(moreel gedrag)
|
verderben
(v)
(moreel gedrag)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verdorben
verderben
verdirbst
verdarbst
verdarben
verdirb
|
bederven
(v)
(verknoeien)
|
kaputtmachen
(v)
(verknoeien)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
kaputtgemacht
machen kaputt
machst kaputt
machten kaputt
machtest kaputt
mach(e) kaputt
|
bederven
(v)
(genoegen)
|
verpfuschen
(v)
(genoegen)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verpfuscht
verpfuschst
verpfuschen
verpfuschten
verpfuschtest
verpfusch(e)
|
bederven
(v)
(moreel gedrag)
|
verschlechtern
(v)
(moreel gedrag)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verschlechtert
verschlechterst
verschlechtern
verschlechterten
verschlechtertest
verschlecht(e)re
|
bederven
(v)
(verknoeien)
|
verderben
(v)
(verknoeien)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verdorben
verderben
verdirbst
verdarbst
verdarben
verdirb
|
bederven
(v)
(verrotten)
|
verwesen
(v)
(verrotten)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verwest
verwesen
verwest
verwesten
verwestest
verwes(e)
|
bederven
(v)
(reputatie)
|
Beflecken
(v)
(reputatie)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
befleckt
befleckst
beflecken
befleckten
beflecktest
befleck(e)
|
bederven
(v)
(verknoeien)
|
vermurksen
(v)
(verknoeien)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
vermurkst
vermurkst
vermurksen
vermurksten
vermurkstest
vermurks(e)
|
bederven
(v)
(reputatie)
|
besudeln
(v)
(reputatie)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
besudelt
besudeln
besudelst
besudeltest
besudelten
besudle
|
bederven
(v)
(moreel gedrag)
|
pervertieren
(v)
(moreel gedrag)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
pervertiert
pervertieren
pervertierst
pervertiertest
pervertierten
pervertiere
|
bederven
(v)
(verknoeien)
|
verpatzen
(v)
(verknoeien)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verpatzt
verpatzen
verpatzt
verpatzten
verpatztest
verpatz(e)
|
bederven
(v)
(verrotten)
|
faulen
(v)
(verrotten)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
gefault
faulst
faulen
faulten
faultest
faul(e)
|
bederven
(v)
(genoegen)
|
verderben
(v)
(genoegen)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verdorben
verderben
verdirbst
verdarbst
verdarben
verdirb
|
bederven
(v)
(culinair)
|
verderben
(v)
(culinair)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verdorben
verderben
verdirbst
verdarbst
verdarben
verdirb
|
bederven
(v)
(voedsel)
|
schlecht werden
(v)
(voedsel)
|
bederven
(v)
(situatie)
|
verderben
(v)
(situatie)
|
bedorven
bederft
bederven
bedierven
bedierf
|
verdorben
verderben
verdirbst
verdarbst
verdarben
verdirb
|