volhouden
(n)
|
durchbeißen
|
volhouden
(n)
(n)
(Aktie)
|
Beharrung
(f)
(n)
(Aktie)
|
volhouden
(n)
(n)
(Aktie)
|
bestehen
(n)
(n)
(Aktie)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
bestanden
bestehst
bestehen
bestand(e)st
bestanden
besteh(e)
|
volhouden
(n)
(v)
(verklaring)
|
festhalten an
(v)
(verklaring)
|
volhouden
(n)
(v)
(weerstand)
|
nicht aufgeben
(v)
(weerstand)
|
volhouden
(n)
(v)
(inspanning)
|
sich durchbeißen
(v)
(inspanning)
|
volhouden
(n)
(v)
(weerstand)
|
durchhalten
(v)
(weerstand)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
durchgehalten
halten durch
hältst durch
hielten durch
hieltest durch
halt(e) durch
|
volhouden
(n)
(v)
(overtuiging)
|
standhaft bleiben
(v)
(overtuiging)
|
volhouden
(n)
(v)
(inspanning)
|
nicht aufgeben
(v)
(inspanning)
|
volhouden
(n)
(v)
(verklaring)
|
bestehen auf
(v)
(verklaring)
|
volhouden
(n)
(v)
(inspanning)
|
aufrechterhalten
(v)
(inspanning)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
aufrechterhalten
aufrechterhältst
aufrechterhalten
aufrechterhieltest
aufrechterhielten
aufrechterhalt(e)
|
volhouden
(n)
(v)
(inspanning)
|
aushalten
(v)
(inspanning)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
ausgehalten
halten aus
hältst aus
hieltest aus
hielten aus
halt(e) aus
|
volhouden
(n)
(v)
(overtuiging)
|
nicht aufgeben
(v)
(overtuiging)
|
volhouden
(n)
(v)
(weerstand)
|
aushalten
(v)
(weerstand)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
ausgehalten
halten aus
hältst aus
hieltest aus
hielten aus
halt(e) aus
|
volhouden
(n)
(v)
(inspanning)
|
fortsetzen
(v)
(inspanning)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
fortgesetzt
setzen fort
setzt fort
setzten fort
setztest fort
setz(e) fort
|
volhouden
(n)
(v)
(inspanning)
|
durchhalten
(v)
(inspanning)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
durchgehalten
halten durch
hältst durch
hielten durch
hieltest durch
halt(e) durch
|
volhouden
(n)
(v)
(moed)
|
durchhalten
(v)
(moed)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
durchgehalten
halten durch
hältst durch
hielten durch
hieltest durch
halt(e) durch
|
volhouden
(n)
(v)
(verklaring)
|
behaupten
(v)
(verklaring)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
behauptet
behaupten
behauptest
behaupteten
behauptetest
behaupte
|
volhouden
(n)
(v)
(weerstand)
|
standhalten
(v)
(weerstand)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
standgehalten
hältst stand
halten stand
hielten stand
hieltest stand
halt(e) stand
|
volhouden
(n)
(v)
(overtuiging)
|
durchhalten
(v)
(overtuiging)
|
volgehouden
houdt vol
houden vol
hielden vol
hield vol
|
durchgehalten
halten durch
hältst durch
hielten durch
hieltest durch
halt(e) durch
|
volhouden
(n)
(v)
(inspanning)
|
fortführen
(v)
(inspanning)
|