bekladden
(n)
(n)
(papier)
|
maculage
(m)
(n)
(papier)
|
bekladden
(n)
(v)
(vuil)
|
salir
(v)
(vuil)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient sali
aies sali
salis
|
bekladden
(n)
(v)
(vuil)
|
entacher
(v)
(vuil)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient entaché
aies entaché
entache
|
bekladden
(n)
(v)
(reputatie)
|
ternir
(v)
(reputatie)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient terni
aies terni
ternis
|
bekladden
(n)
(v)
(reputatie)
|
noircir
(v)
(reputatie)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient noirci
aies noirci
noircis
|
bekladden
(n)
(v)
(vuil)
|
souiller
(v)
(vuil)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient souillé
aies souillé
souille
|
bekladden
(n)
(v)
(persoon)
|
ternir
(v)
(persoon)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient terni
aies terni
ternis
|
bekladden
(n)
(v)
(blasfemeren)
|
discréditer
(v)
(blasfemeren)
|
bekladden
(n)
(v)
(persoon)
|
salir
(v)
(persoon)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient sali
aies sali
salis
|
bekladden
(n)
(v)
(persoon)
|
entacher
(v)
(persoon)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient entaché
aies entaché
entache
|
bekladden
(n)
(v)
(vuil)
|
ternir
(v)
(vuil)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient terni
aies terni
ternis
|
bekladden
(n)
(v)
(reputatie)
|
barbouiller
(v)
(reputatie)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient barbouillé
aies barbouillé
barbouille
|
bekladden
(n)
(v)
(blasfemeren)
|
diffamer
(v)
(blasfemeren)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient diffamé
aies diffamé
diffame
|
bekladden
(n)
(v)
(reputatie)
|
salir
(v)
(reputatie)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient sali
aies sali
salis
|
bekladden
(n)
(v)
(vuil)
|
barbouiller
(v)
(vuil)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient barbouillé
aies barbouillé
barbouille
|
bekladden
(n)
(v)
(vuil)
|
noircir
(v)
(vuil)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient noirci
aies noirci
noircis
|
bekladden
(n)
(v)
(reputatie)
|
souiller
(v)
(reputatie)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient souillé
aies souillé
souille
|
bekladden
(n)
(v)
(vuil)
|
tacher
(v)
(vuil)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient taché
aies taché
tache
|
bekladden
(n)
(v)
(persoon)
|
barbouiller
(v)
(persoon)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient barbouillé
aies barbouillé
barbouille
|
bekladden
(n)
(v)
(reputatie)
|
entacher
(v)
(reputatie)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient entaché
aies entaché
entache
|
bekladden
(n)
(v)
(blasfemeren)
|
calomnier
(v)
(blasfemeren)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient calomnié
aies calomnié
calomnie
|
bekladden
(n)
(v)
(persoon)
|
tacher
(v)
(persoon)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient taché
aies taché
tache
|
bekladden
(n)
(v)
(persoon)
|
noircir
(v)
(persoon)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient noirci
aies noirci
noircis
|
bekladden
(n)
(v)
(persoon)
|
souiller
(v)
(persoon)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient souillé
aies souillé
souille
|
bekladden
(n)
(v)
(reputatie)
|
tacher
(v)
(reputatie)
|
beklad
bekladden
bekladt
bekladden
bekladde
|
aient taché
aies taché
tache
|
bekladden
(n)
(v)
(blasfemeren)
|
blasphémer
(v)
(blasfemeren)
|