schieten
(n)
(n)
(sport)
|
tiro
(m)
(n)
(sport)
|
schieten
(n)
(v)
(geweer)
|
ir como una bala
(v)
(geweer)
|
schieten
(n)
(v)
(beweging)
|
apresurarse
(v)
(beweging)
|
schieten
(n)
(v)
(beweging)
|
disparar
(v)
(beweging)
|
geschoten
schiet
schieten
schoten
schoot
|
disparado
disparas
disparan
disparabas
disparaban
|
schieten
(n)
(v)
(raket)
|
propulsar
(v)
(raket)
|
geschoten
schiet
schieten
schoten
schoot
|
propulsado
propulsas
propulsan
propulsabas
propulsaban
|
schieten
(n)
(v)
(beweging)
|
ir como una bala
(v)
(beweging)
|
schieten
(n)
(v)
(geweer)
|
disparar
(v)
(geweer)
|
geschoten
schiet
schieten
schoten
schoot
|
disparado
disparas
disparan
disparabas
disparaban
|
schieten
(n)
(v)
(geweer)
|
herir
(v)
(geweer)
|
geschoten
schiet
schieten
schoten
schoot
|
herido
hieren
hieres
herían
herías
|
schieten
(n)
(v)
(beweging)
|
pegarle un tiro a
(v)
(beweging)
|
schieten
(n)
(v)
(beweging)
|
herir
(v)
(beweging)
|
geschoten
schiet
schieten
schoten
schoot
|
herido
hieren
hieres
herían
herías
|
schieten
(n)
(v)
(beweging)
|
correr rápidamente
(v)
(beweging)
|
schieten
(n)
(v)
(raket)
|
proyectar
(v)
(raket)
|
geschoten
schiet
schieten
schoten
schoot
|
proyectado
proyectan
proyectas
proyectaban
proyectabas
|
schieten
(n)
(v)
(raket)
|
lanzar
(v)
(raket)
|
geschoten
schiet
schieten
schoten
schoot
|
lanzado
lanzas
lanzan
lanzabas
lanzaban
|
schieten
(n)
(v)
(geweer)
|
pegarle un tiro a
(v)
(geweer)
|
schieten
(n)
(v)
(beweging)
|
apurarse
(v)
(beweging)
|