Tijd — Nederlandse Duits vertaling10 vertalingen gevonden

tijd (m) (n) (linguïstiek) Zeitform (f) (n) (linguïstiek)
tijd (m) (n) (verleden) Zeitalter (n) (n) (verleden)
tijd (m) (n) (duur) Zeit (f) (n) (duur)
tijd (m) (n) Tempus (n)
tijd (m) (n) (verleden) Epoche (f) (n) (verleden)
tijd (m) (n) (duur) Dauer (f) (n) (duur)
tijd (m) (n) (algemeen) Zeit (f) (n) (algemeen)
tijd (m) (n) (linguïstiek) Zeit (f) (n) (linguïstiek)
tijd (m) (n) Zeit (f) (n)
tijd (m) (n) (horloge) Zeit (f) (n) (horloge)
Tijd Voorbeelden23 voorbeelden gevonden
benarde tijd harte Zeit
benarde tijd schwierige Zeit
de hele tijd jederzeit
op tijd zeitig
op tijd rechtzeitig
op tijd beizeiten
op tijd rechtzeitig
rond die tijd so ungefähr
tijd laten vorbijgaan Zeit verstreichen lassen
tijd tekort komen Zeit knapp werden
verleden tijd Präteritum
verleden tijd Vergangenheit
vrije tijd Muße
vrije tijd Freizeit
op leeftijd bejahrt
op leeftijd ältlich
in zijn vrije tijd in seiner Freizeit
in zijn vrije tijd wann immer es passt
voltooid verleden tijd Plusquamperfekt
een lange tijd lange
na lange tijd nach langer Zeit
uit de tijd van Jacobus de eerste jakobinisch
voltooid tegenwoordige tijd perfekt
Vertalen Tijd in andere talen
Vertalen tijd in Engels
Vertalen tijd in Frans
Vertalen tijd in Italiaans
Vertalen tijd in Spaans
Vertalen tijd in Portugees
Vertalen tijd in Sloveens
Vertalen tijd in Pools
Vertalen tijd in Tsjechisch