schadelijk (a) (lichaam) | schädlich (a) (lichaam) |
schadelijk (a) (gevolg) | bösartig (a) (gevolg) |
schadelijk (a) (verderfelijk) | verderblich (a) (verderfelijk) |
schadelijk (a) (gezondheid) | schädlich (a) (gezondheid) |
schadelijk (a) (gezondheid) | gesundheitsschädigend (a) (gezondheid) |
schadelijk (a) (lichaam) | schlecht (a) (lichaam) |
schadelijk (a) (gevolg) | schlecht (a) (gevolg) |
schadelijk (a) (gezondheid) | ungesund (a) (gezondheid) |
schadelijk (a) (gevolg) | schädlich (a) (gevolg) |
schadelijk (a) (gezondheid) | gesundheitsschädlich (a) (gezondheid) |
schadelijk (a) (gevolg) | übel (a) (gevolg) |
schadelijk (a) (verderfelijk) | bösartig (a) (verderfelijk) |
schadelijk (a) (gezondheid) | schlecht (a) (gezondheid) |
schadelijk dier | Schädling |